Allemaal theater!
Als een kameleon
slipperde hij in broedse noden
zwak geslacht zonder ruggengraat...
De grote charmeur
speelde lief en aardig
met omfloerste woorden
Achter de coulissen
werd vuil spel gespeeld
maar zijn podium hield hij schoon
Het blijft tenslotte theater!
Kom maar…
Kom maar, het geeft niet
huil maar, gil maar
schreeuw het uit
laat het vloeien
laat het klinken
gooi de boel
er nu maar uit
Kom maar, het geeft niet
schuil maar even
dicht bij mij
je mag je best
wel even warmen
dichter voelt soms
toch wel vrij
Kom maar, het geeft niet
laat mij er nu
maar even zijn
soms moet je even
naar een ander
om weer bij
jezelf te zijn
Kom maar,
heus,
het geeft niet
Het is goed zo
Ik tel mijn zegeningen niet
maar koester ze
omarm elk lichtje
aangereikt op mijn pad
en vul de kamers van mijn hart
mijn tranen hoeven niet gedroogd
ze mogen stromen naar rivieren
opdat een ander er kan varen
voor mij doorleeft verlost
zal de lucht weer helder klaren
dus het geeft niet als ik huil….
als mijn adem stokt
in kille eenzaamheid
zal de tijd me stilaan leren
dat warmte van mijn hart
de kou steeds zal trotseren
het geeft dus niet, ik kom er wel
neem mijn liefde
als eenzaamheid je
treurig stemt
drink mijn tranen
opdat jouw verdriet
wordt afgeremd
Het is goed zo
Stil maar
Stil maar...ssttt
nee, niet denken
even niet
wil je nu eens even zacht?
gebalde vuisten
harde lijnen
stoer en sterk
al is het duister
maar je huilt steeds in de nacht
kom maar...ssttt
huil maar even
het mag
tranen wassen duister
ik reik mijn handen
en ik luister
jouw eenzaam schreeuwen
wordt gefluister
Stil maar...ssttt
Toe maar
Het vangt geen tranen
waar emoties drogen
voor ze zichtbaar zijn
al leerde je dit heel klein
troost zal je niet omarmen
als de donder inslaat
en de klap in de schaduw
geen vrienden verstaat
het licht schijnt immers niet om een hoekje
kom, lief je stil verworden kind
vrees niet de hemel
als de hel begint
er is niet meer nodig dan een klein verzoekje
open je tere kinderhand
wankel maar je bange schreden
het licht schijnt aan de andere kant
omarm de hulp die jou wil strelen
Lief zijn
Het grijpt waar het plukken kan
aan flarden mijn flanken
een haar of een teen
een por in mijn scheen
wat kan het men schelen
al sta ik te janken
en ik laat ook steeds nemen
nooit is het genoeg
ik zong in de afgrond
vond steun in gedachten
schimmig het streven
grimmig het slachten
van zelfwaardering
erbarmelijk smachtend
naar liefdevolle koestering
de dappere eenling
onzichtbaar in strijd
heel gewoon lege handen
grensverleggen steeds een feit
maar waar sta ikzelf
in dit geheel
kom ik vanzelf wel
al geef ik heel veel?
In overgave
Neem mijn hand
waar het twijfelend
in tastzin gaat
open mijn hart
als het halsstarrig
in de duisternis staart
lift mijn ziel
waar het in onwetendheid
de fout in gaat
en vergeef mij...
ik geef mijn hand
en laat mij leiden
bij obstakels of
een zwarte nacht
weet ik het licht
dicht bij mijn hart
Zwijgend viel hij dicht
Hij viel dicht
niet zwaar onopgevallen
geen knarsje
zelfs geen piep
de sfeer er achter
mij onttrokken
een zwijgend einde
tot een vredig niet
te vaak de
drempel overschreden
moeizaam
soms een stap te veel
een struikelend verleden
de val kwam net niet
tot mijn deel
de deur is dicht
oud en gebarsten
al daarachter
uit mijn zicht
ik weet wat je
daar kunt verwachten
en onbehoedzaam
voor gezwicht
vergeving mag
de strijd verzachten
de deur die laat
ik liever dicht
Niet meer
Het luistert koud
zonder begrip
handen ontweken
oudjes vergeten
in niemandsland
reeds kaal geplukt
vragen helpt niet
bedelen wel?
veegt voeten voor rijken
buigen leert snel
de nacht weent tranen
voor de dag
die zonder tijd
in gelogen rijkdom kwijnt
Zonder pardon
Ik heb een plu
voor in de regen
een crème
voor in de zon
een zakdoek
veegt mijn tranen
ik kijk nimmer om
ik heb een pil
voor als ik koorts heb
word je boos
dan loop ik weg
ik heb een lichtje
voor het donker
zit het tegen
heb ik pech….
maar voortaan
laat ik regen
op mij vallen
neem ik warmte
van de zon
mogen tranen
op mijn wangen
lief ik het leven
zonder pardon
De weg van eenvoud
Mijn ziel zucht zijn verstikkende adem
als ik dool over maanverlichte straten
en mijn rust zoek als alles is verduisterd
Prachtig licht weerkaatst waar onophoudelijk
de hemeltranen zich lijdzaam verdragend
in ingesleten klinkers hebben gekluisterd
De intense drijfveer om vooral te voldoen
aan de weg die Hij voor mij voor ogen heeft,
en de angst om hier in eeuwigheid te falen
doet mijn ego zwaar tikken op mijn handen
mij door twijfel steeds verzanden en
uit pure angst wanhopig dwalen
Grimmig trekt de gure wind mijn natte haren
weg voor mijn oprecht vertroebelt zicht
Het is een kwestie van leven en verder helemaal niks
Stukje chocolade
Wellustig lonkend verleidelijk geurend
probeer ik nog lichtelijk afkeurend
mijn opgetogen verlangen
in volstrekte discretie op te vangen
Doch grommend kwamen zinnen tot leven
brachten eerzaamheid tot beven
een zoete streling omfloerste mijn tong
waar hij in wilde euforie zich niet meer bedwong
Lang en traag lieten mijn lippen zich verleiden
om zich van elke onschuld te bevrijden
en na het eerste overspel
kon een tweede ook nog wel
Dagdroom
Hoe omhels ik het verlangen
puur en onbedorven
nog niet door tegenslag verhangen
en teleurgesteld gestorven
Het vuur dat wakkert bij gedachten
en ademloos in geestdrift klopt
gepassioneerd en hoopvol smachten
in een roze wolk goed ingestopt
Geluk gepakt in ogenschijn
Zacht omfloerst een glimlach
de scherpe lijnen in mijn gelaat
waar verdriet niet heersen mag
het lachen je vergaat
doch verscholen in geveinsd plezier
drogen tranen in sarcasme op
ongemerkt brengt het vertier
een bemoedigende schouderklop
mijn tranen lachen hoorbaar
tot ze louter blijheid zijn
Het wordt steeds minder zwaar
geluk gepakt in ogenschijn
Molshoop
In de warmte van de aarde
Donker en geen zuchtje wind
rust van ongekende waarde
bescherming voor mijn innerlijk kind
onbereikbaar, onaantastbaar
verscholen en verstopt
absoluut niet strijdbaar
waar t dromend hart zwaar klopt
De beschutting van mijn molshoop
men spreekt ook wel van vluchtgedrag
waar ik in wanhoop afkroop
en nog even koesteren mag
Blues
Achter een mist van rook in vreemde geuren
doelloos zwelgend in een glas Ricard
waar de blues de gitaar doet treuren
en ik in t leven staar
Komt het in een snik naar boven
en houdt me in een kille greep
,k neem nog een slok om te verdoven
vertrouwen en verwachting ontsluit ik met een dikke streep
Spelen jullie maar dit leven
de regels die ik nooit begrijp
die taal is me niet meegegeven
Ik geef Maarten wel de pijp
Laat de blues mijn ziel maar kussen
Ik kijk liever toe
De drank die zal mijn vuur wel blussen
Ik ben t vechten stilaan moe
Dronkemansjacht
De keel staat droog van lang verlangen
een hart dat driftig uit zijn voegen slaat
een gewillig prooi wil hij graag vangen
maar doet moeite als het niet anders gaat
Feilloos wringt hij zich in bochten
naar zijn heimelijke lust
het doel van vele kroegentochten
zijn schroom in glazen drank gesust
Zijn falen kan hem niet meer schelen
dat is immers al zo vaak gebeurd
gelukkig zijn er velen
Dus kom aan, en zeker niet getreurd!!!
Tussen de duivel en God
Zonder kwaad zou het goede niet van betekenis zijn
het licht wordt niet herkend zonder duister
wanneer is een hart echt rein
wat als ik boze woorden fluister?
waar Buddha onderweg naar zijn verlichting
ontbeerde tot aan bijna zijn ondergang
zijn visie naar de middenweg verving
in zijn goddelijke levensdrang
vraag ik mij af met een koude huivering
het voelt bijna als een komplot
wat te doen met deze verering,
hoe zit dat dan tussen de duivel en God?
Onheil
De bliksem licht al in de verte
Maar ‘k heb mijn ogen toegedaan
Donderwolken willen vechten
Mijn slaap die heeft er maling aan
Doch Satan lacht zich bliksemschichten
Hé jij daar, slapend wangedrocht?
Dacht jij dromend zo te vluchten
Dat is toch wel wat vergezocht?
Wreed verstoord nog in pyjama
Mijn luchtkasteel geheel ontwricht
Geen daglicht meer of zonnestralen
Slechts duisternis op mij gericht
Oké dan, hul mij maar in ‘t zwarte
Zal het lijdzaam ondergaan
Lach maar, trap maar op mijn smarte
Ik heb mijn vechtpak uitgedaan….
Gevaarlijk lekker
Och heerlijk bruin en kostbaar vloeiend
waar kennis langzaamaan vervaagd
gehuld in onschuld, gene waarde
waar logica niet wordt gestaafd
Laaf mij in je dwaze nevels
gehuld in wolken van slappe lach
In wankel evenwicht gegoten
later wordt het wel weer nacht….
Diepe behoefte
Diepe adem…even zuchten
Serene stilte…zachte rust
Ogen toe geen geruchten
Niet meer denken geen enkele lust
Niets meer weten, niets meer willen
Ontdaan van alle aardse grillen
Wedergeboorte na een zwarte nacht
Het grauw omslingert mijn bloesem
en ontneemt mij elke kleur
tot ik de slap geworden blaadjes hangen laat
één voor éen…
gelaten geef ik mij over aan slechts
het zicht op zompig zwarte aarde
overgoten met diepe treurnis
fantasie noch droom zal hier
zijn zaad ontkiemen
waar het bestaan net
niet tot sterven leidt
mijn wortels in vechtlust geboren
wroeten over de gelatenheid
naar een bodem voor
hernieuwde groei
wringend naar sobere korrels
in gulzige vraatzucht
slechts een klein korreltje
zet aan tot frisse blaadjes
geeft hoop tot nieuwe kracht
als wedergeboorte na een zwarte nacht
Op weg
als het bloed dan kruipt
in het grauw dat sluipt
over eenzame paden
en kilte mij
in de armen sluit
hongert mijn ziel
in een eindeloos staren
de schaduw
stuurt mijn blik vooruit
zoek ik jouw naam
nog ongeschreven
trage treden op
een hellend vlak
voorzichtig door een vals verleden
doch klaar al voor een nieuwe stap
het pad mag lang zijn
bang kronkelend in het heden
ook al word ik gillend gek
mijn angst in stille hoop bestreden
vind enkel nog een lege plek
de hunkering blijft mij bewegen
in koppig passionele trek
De hoop op de sofa
ik grijp tussen de schouders
van ingespannen wachten
ik streel wat kan komen
maar vrees doet dit ontkrachten
tussen uitersten omsloten
door dromen en de angst
zwelg ik in visioenen
drukt twijfel vaak het langst