Vers uit de pen

Ego
Schitter in kristal
en breek in 1000 stukken neer
niets minder en niets meer
verschijn en verga
sta het zelf niet na
Ik knipper even
en sluit mijn ogen
voor de glans
en de schaduw
van het zelf
dat niet meer is
dan een kleine schakel
in het geheel
Ik schitter in kristal
en breek in 1000 stukken neer
want nimmer ben ik minder
nooit ben ik meer
Bezinning
Er wordt gefluisterd rond mijn huis
door takken en door kieren
Stil is de nacht, heilig allang niet meer
Het is hier warm, de kaarsjes branden
enkel buiten heerst het weer
Bethlehem is ver
de os, de ezel noch het kindje Jezus
die stal is ook niet meer
Kerst hangt in de atmosfeer
maar niet zoals weleer
Overdaad en pracht en praal
en ergens hangt nog een moraal
Wat is er over?
het feest ligt nu aan banden
het gevoel nog wel in onze handen
Zachtjes zing ik wat liedjes
en luister naar verhalen uit de haard
eens zullen wij wel leren
liever vroeg dan laat
waarom het werkelijk allemaal gaat
Onder de mistletoe
Voor wie niet weet of het wel mag
is de mistletoe de mooiste tak
want daaronder onbetwist
wordt geen kus gemist
Vergis je niet dit heksenkruid
heeft zich vol magie gekruid
alle besjes zitten vol met tranen
die de liefde van godin Freya dragen
vermaard reeds lange jaren
bij de kelten en germanen
De druïde wist ze te vergaren
met gouden sikkel in het wit
voor verzoening of voor dieper contact
kus je onder de maretak
hij duwt het levenswiel weer aan
waar het even stil bleef staan
Dus wie niet gekust wil
houdt zich verre van dit kruid
en anders sta je daar heel stil
resultaten blijven nimmer uit
Pentagram
Ik trek jouw lijnen
in gedachten in één beweging
als wakende ster
verbinding met het Al
Als heksenvoet, druïdenvuist,
het gobelinkruis en
het zegel van Salomon
ook Venus nam die overweging
en trok hem in 8 jaren om de zon
Is het daar waar het begon?
Als licht over duisternis
met de punt omhoog
maar draai hem niet om
vrees wat Satan loog
knopblaadjes van de rozenbottel
dragen hem met trots
snijdt een appel open
dan zie je hem ook plots
en de dag die draait
over vuur, water, aarde, metaal en hout
ik wil je in zilver
liever dan goud
verbindt ons oh, vurige ster
met moeder natuur
jouw lijnen, sterk, magisch
en zo puur
symboliek voor de wonden van jezus
vormen jouw lijnen de gulden snede
in wiskundige perfectie geadoreerd
zelfs vanuit heilige geschriften
heeft men over jou geleerd
en wie angst heeft
voor verkeerd gebruik
hang dan een Pentakel
op uw buik
of veeg de lijnen uit het midden
dan verdubbel je de 5
ik houd het bij het oude
voor mij de meest vertrouwde
Misschien
Ik weet het niet
Verlegen sputtert regen
ook hij twijfelt
al houdt niets hem tegen
Mijn aanblik in de etalage
houdt me vast
als ben ik onverwachts
heel even bij mezelf te gast
Ik schud het af
Ach, zolang ik het niet weet
vrijheid gaat
in onvoorzienigheid gekleed
De kronkels in de paden
gaan alle kanten uit
Ik hoef ze enkel maar te vinden
met mijn voeten recht vooruit
zonder duisternis
is er geen lichtend spoor
ik volg, maar zoek geen weg
geluk zweeft enkel tussendoor
Zoektocht
De haan kraait vals zijn goud
hoog boven van zijn toren
doch niemand hoort hem
Het woord hangt aan de grote klok
maar wie luistert er nog
Er klinkt een stem
Banken lijken stiller
en lichter is het binnen
dan het buiten is
waar is de weg
het boek zucht het antwoord
bij een eindeloos gemis
als het donker wordt
klagen de doden nood
het graf is minder in trek
en het wordt stil
de ratten en muizen hebben weinig
en zoeken ook een andere plek
de hemel zoekt zijn engelen
de herder zoekt zijn schapen
er zijn schapen verdwaald
de haan kraait ver
er is een weg
de route vrij bepaald
La vie en rose
In een bed van rozen
waar doorns onder
lakens liggen
wacht het venijn
op naakt vertrouwen
puur en onbevangen
in een weerloos zuchten
tikt de tijd in schijn
en vangt haar zicht
in een roze bril
zacht haar vlees
dat vol van smachten
zich graag vangen laten wil
waar de nacht
zijn passie verspeelt
in blind verlangen
laaft haar hunkerend vlees
zich aan het spel
van suikerzoet
en woorden gelikt
uit stroop
het smeert genadeloos
haar ziel tot euforie
versnelt haar hart
tot geen genade kreten
en golft verlangens
naar de eeuwigheid
wreed breekt de morgen
de belofte van de nacht
zij was slechts de node
voor zijn vleselijke lust
en hij gaat
zonder woord of kus
Spin mij in….
Spuug jouw liefde
met spinnig vernuft
op sterke draden
en omwind mij
tot ik stevig ingebonden
en omsloten ben
geworteld raak
in bevroren tijd
verstoken van de winden
die mij lokken
naar weidse vrijheid
waar dromen zingen
maar geen gronden vinden
omarm me stevig
koester mij, verbonden
ingeweven, ingewebd
intact en ongeschonden
bescherm mij als een vader
wieg mij als een moeder
en leer mij vertrouwen
met mijn ogen dicht
Spin mij in
en waan mij veilig
bouw de basis
voor een verloren kind
dat haar blik
in het oneindige verloren
enkel in haar dromen vindt
en vermaal mij
met uw wrede kaken
opdat ik opnieuw
het leven vind
Kaf wordt geen koren
Ik zwijg mijn angsten
onder voetenmatten
waar wordt geveegd
tot het vuil verdwijnt
Verstorend kruipt het
zijn eigen weg
tot het mij terugvindt
ik spiegel mij
totdat het glas barst
waar scherven geen geluk brengen
breken ze mijn image
in gruzelementen
elk vanuit zijn eigen hoek
nee, ik snijd mij niet
opnieuw aan stukken
maar krimp bij elk
gevoel dat kerft
in de randen van mijn ziel
het kleine meisje
dat dacht gegroeid te zijn
staat hulpeloos
in versleten hemd
aan de poel van verderf
nee, beeld je maar niets in
de scherven zijn verdeeld
de spiegel heeft gesproken
blind wordt nooit ziende
doof nooit horend
een dubbeltje geen kwartje
en het kaf wordt zeker geen koren!
De ijdele hoop
Fier en statig
traag ontkropen
blinkend in het porselein
siert hij waardig
in zijn grootte
trots op wie hij
wel mag zijn
Kom toch kijken
prijs mijn status
snuif mijn geur
ben ik niet mooi?
ik weet zeker
dat in schoonheid
ik heel hoge ogen gooi
Zij kwam nader
tot het water
hem zo naar beneden gleed
en frivool in het riool
van al zijn waardigheid ontdeed
De mens en zijn ik....
Het eigen ik
wat is dat toch?
het rammelt in zijn hebberigheid
het wil, het hongert
staat steeds vooraan
en vindt zichzelf
het meest voornaam
Het eigen ik
wat denkt het wel?
hoe vind ik, krijg ik
ziet men mij wel?
waar het eigen ik
heel zelfbewust
zichzelf het eerste innig kust
Och eigen ik,
sla je ogen neer
en voel eens mee
en geef wat meer
zonder enig winstbejag
want waar liefde leven wil
is onbaatzuchtigheid de spil
Vrees en verlangen
Het is het niet
het blanke lege
ongehoord en nooit verhaald
het ongeziene
zonder verleden
waar niets in toekomst wordt vertaald
het kent geen vragen
noch een antwoord
kent geen lot of ergernis
het stilt zijn
lieve leven
waar geen begin of einde is
het heeft geen dromen
kent geen angsten
vraagt zich nooit af wat het moet
Het is dat
zo ongekend nog
wat mij vrezen en verlangen doet
Koren op mijn molen
Ik pik wel eens een graantje mee
en velen maken een brood
maar graan heeft ook zijn zemelen...
soms ben ik als de dood
Ik pik wel eens een graantje mee
maar eet het koren vaak te groen
en scheidt het kaf daarvan maar eens
dat is bijna niet te doen
Ik pik wel eens een graantje mee
Tja, dat is me wat,
zelfs een blinde kip vindt er wel één
en er is geen koren zonder kaf!
Tot de gieren komen….
Begerig naar het mijne
jankt de wolf
zijn tanden bloot
druipt kwijl misnoegd
de lippen hoog
in vals verlangen
in zijn blik gevangen
verzwijg ik het mijne
doch begeerte
knijpt zijn ogen niet toe
hij zal pas rusten
tot is het ’t zijne
als hij dan dwaas
en dol bezeten
van mij komt vreten
’t jaloers bezit genomen
is het slechts een wachten
tot de gieren komen….

Wolf in schaapskledij
Hij zoekt zijn schaapjes
heel secuur
kneedbaar in zijn sluwe poten
lacht hij schijn naar eerlijkheid
in hoffelijke vleierij
fluistert hij zijn zoete noden
doet zijn liefde steels verstillen
in oprechtheid snel verkillen
want zijn kus wekt nog geen doden
De leugen maakt hij
tot zijn deugd
legt ze neer als rozenblaadjes
lieve woordjes, mooie praatjes
Zwaar zal wroeging hem niet plagen
want mocht de waarheid toch gaan dagen
jankt hij de onschuld uit zijn jeugd
en doet of hij zich gaat gedragen
maar mocht het schaap
zijn geur herkennen
zal zij voor zijn liefde rennen
wetend dat door dit stuk vreten
zij geheid wordt opgegeten!
Een golf te hoog
En de golven rolden hoog
opnieuw...
te hoog voor mij
ver boven mij uit
reusachtig en imponerend
en verzwolgen mij
Benen hielden niet langer
kolkend en bruisend
briesend en gnuivend
adem ontnemend
in wilde stromen
met bruut geweld meegenomen
er viel niets te willen
Grauw schreeuwden hun kelen
in schuimende baarden
schreeuw naar je moeder
gil voor je vader
smeek om de liefde
geen komt je halen
woest werd ik de diepte
in gezogen
zonder enkel mededogen
Stil vielen mijn woorden
en mijn adem zweeg
en morgen fluistert de zee
Soms hoeft het even niet
Laat me maar
de stilte luistert niet
en ik lach een echo in de leegte
maar hij ademt niet
De muren troosteloos versteend
kunnen ook niet vluchten
gevangen in mijn wereld
vindt niets zich altijd terug
hij gaapt mijn dromen
en slaapt ze weg
Ik zou geen behang meer moeten willen
dat komt er toch nooit op
en mijn lach sterft weg
als noten nooit op papier gezet…
/f.jwwb.nl%2Fpublic%2Fp%2Fr%2Fl%2Frenatespierdijk%2Fhttrp1%2F296577_1794743687077_1319991046_n.jpg)
Laat mij nou gewoon maar schijnen
Ik leef als de zon over duister water
proef de warmte boven meedogenloze kilte uit
schamper begraaf ik onverteerbare brokken
verschans mij niet in bitter kruid
Te vaak ben ik al overwoekerd
begraven en weer opgestaan
verstoten, gehoond en uitgelachen
juist toen nam ik de zon voor waar
Dus denk nu niet
dat ik in zuiver lachen
de ernst en waarheid niet meer zie
Ik verzorg de droefheid naar zijn waarde
maar leef het goud wat ik ook zie
Zie ik nog...
Een woord zwijgt niet
als het liefde spreekt
maar versta ik nog?
Handen zijn niet leeg
als ze strelen
maar voel ik nog?
Ogen glanzen
als zij de ware zien
Ik hoop dat ik niet blind ben
De storm ligt
en de wind waait
in nieuwe vlagen
Ik mag hopen
ik mag vragen
maar hoe helder
of hoe troebel
is mijn zicht
Ik jank geen noten tot akkoorden
Ik jank geen noten tot akkoorden
waanzinnig zoekend
naar een nieuwe toon
die maar niet gezet wil worden
Ik neurie vaag
een godvergeten deun
koppig opgedoken
uit een oud partituur
Eigen stuk,
ook al niets van gemaakt
Het zucht meewarig
mijn onkunde in de prullenbak
Weer dat lege blad
met die enkele noot
En mijn stem schreeuwt oud leed
het blad voorbij
geen schim wil nog hechten
vergane geesten
knipogen enkel nog naar mij
En slechts dat ene vel
met die enkele noot
blijft ongeduldig wachten
alsof in barensnood
Maar ik jank geen noten tot akkoorden
maak een prop en gooi t weg
Duiveltjes in de nacht
Als het uur slaapt
in een nakend waken
grijnst in wankel evenwicht
te veel verwart om toe te laten
de overgave naar het schemerlicht
Hoe kreunt de jammer in zijn voegen
smeekt genade in bitter zeer
toch geen hand dept hier het bloeden
veegt de tranen van weleer
De gram stommelt in het duister
vergaapt zich in wat is geweest
voelt zich slechts thuis
in een nachtelijk luister
waar onrust zijn eigen zetel heeft
Als de nacht zich laat verdringen
de deken van de waanzin haalt
sluit ik mijn ogen met een zucht
Ik zie de staartjes tussen hun benen
als mijn duiveltjes verdwijnen
voor het helder licht

Verdrink mij
Overspoel mij
haren druipend, sluikend nat
Adem happend
stromend blijven
steeds maar door en
zonder wijken
was mij, spoel mij
week mij zacht
hete druppels
naakt verglijdend
rozend bloot
immer verleidend,
verdrink mij
in je warme nat
Verlaten
Eenzaam, klein geworden schoonheid
veegt zacht een pril verstilde traan
De leegte lijkt nu zoveel groter
dan in moeizaam samengaan
maar het knakken en het breken
sleep groeven in jouw tere steel
verhard, verstarde zachtheid
geeft niet langer mee
kom, ik streel je stille tranen
geef nieuwe aarde
steun je steel
ik koester jou in nieuwe waarde
voel je maar niet meer alleen
Kip zonder kop
Ik schud de veren
los en rond
mijn kop die heb ik al verloren
Ik kan wel tokken
maar verdomd
geen geluid is er te horen
Dus ik loop wat heen
en weer wat weer
van denken ben ik nu verlost
Doe of ik gek ben
wat scheelt het ook
als waanzin me niets kost
Dichterbij
Stil smelten prille woorden
liefdevol mijn hart weer
stromend, blozend
tot eindeloos bonkend
in nieuw oplaaiend vuur
Spannend tot in diepste vezels
voel ik, leef ik, beef ik
in al mijn kwetsbaarheid
dichterbij jou
Nu al knaagt mijn verlangen
Het grauw dreigt weer door de straten
verjaagt zijn smetteloos blazoen
waar hij de schijn niet meer wil dragen
huilt hij vol wroeging plassen vol
En ik glibber in zijn schuldvraag
verlang weer naar de schone schijn
Ach, laat heel de wereld
toch gewoon een prachtig sprookje zijn!
Leef in vervoering
De wind voert mijn haren
naar de lente van mijn ziel
neemt mijn adem
en zucht hem voor me uit
Leef, fluistert hij in milde vlagen
Zacht hemelwater druppelt
gestaag kusjes op mijn huid
en veegt in natte sporen
alle maren en mitsen uit
Leef lief, spettert het vrolijk in het rond
en ik laat mijn liefde varen
op de noten van de wind
dans op de gure vlagen
als hij wild mijn lijf bemint
en ik tot in de wortels van mijn haren
in volle overtuiging leef en zing!
Adem licht
Als het kruipt waar het gaan wil
en jij er stiekem achteraan
Je weet niet of je het wilt vinden
en er stil wilt blijven staan
Huppel, dartel in de velden
denk niet, draal niet
voel en zie
Gedwaal, gedwarrel en gemompel,
dat plet het gras en verder niet
Sluip over mossen, streel de varens
steel de druppels van het blad
laat je voetsporen op paden
waar je verder niets te zoeken had
en adem licht je pad vooruit
Verstil mij
Zoekend, grijpend en tastend
in ritmes en noten,
waar gevoelens, verlangens,
angsten en noden
vaste grond zoeken
Woorden zetten schreden
in de juiste aarde uit
Verstillend en verkoelend,
vertellend en delend,
werkt het rustgevend helend
Graaf mij onder in decibellen,
vang mij in waanzinnig gek
Sleep mij mee in losgeslagen gekweel
tot ik totaal murw geslagen
eindig in een woordeloze stilte
de onrust weer voorbij
Het principe van wringen
Het wringt belangen om elkaar.
Wat wil ik, wat hij of zij,
zo niet wij, of jullie,
wie wint of wat ervan vindt.
Een lieve glimlach,
een ferme handdruk
doch ook pootje lichten,
zo niet vals geschut.
Alles wat maar nodig lijkt.
En wie niet meedoet,
eindigt uitgewrongen
als een versleten vaatdoek
achter het afwasteiltje
in de keukenkast.
Dus wringen
of uitgewrongen worden!
/f.jwwb.nl%2Fpublic%2Fp%2Fr%2Fl%2Frenatespierdijk%2Ftef0n5%2Fpijl-rechts1.jpg)
Het principe van wringen – deel 2
En daar lag ze,
uitgewrongen en opgedroogd,
achter het teiltje in de keukenkast.
Het vreet ziekmakende kiemen
in een miskend zijn.
Door haarzelf?
Zo ook haar omgeving?
Had zij rechtop,
het sop van zich af moeten slaan?
Van nature lag zij rustig
op het aanrechtblad,
of werd zij opgenomen
en jawel, gebruikt,
om restjes te schonen.
Wilde zij niet langer die vaatdoek zijn,
of vond zij het wel best.
Nu ligt ze daar,
nutteloos doch rustig.
Niemand doet haar nog wat.
Mijn zachtheid is niet naïef
Ik ben niet van de wereld
en de wereld is niet van mij.
Dat eigendomsrecht, dat is er niet.
Het regent zaadjes eigenbelang
en we leren het al snel,
opkomen voor eigen ik
en dat moet ook wel.
Maar laat mij het verlangen,
wel voor een ander op te staan.
Te geven puur uit liefde,
mezelf soms eens voorbij te gaan.
Grauw niet op mijn zachtheid,
ik verlang er niets voor terug.
Ik ken de harde wereld wel
een oordeel komt zo vlug.
Ik geef niet om te krijgen,
die illusie is al dood.
Mijn ogen staan wijd open
en al stormt het,
beukt het met geweld tegen mijn hart,
ik weet het en ik voel het,
ik ga er echt niet aan voorbij.
Maar ik houd mij overeind,
juist door wel eens lief te zijn.
Alles beter dan bevroren…
Doof voor het woord
wat verlangend spreekt en
door twijfel in angstzweet breekt
zwijgt mijn huis
in lege kamers
verblinde ramen
en gesloten deuren
het dak vertrouwt de ruimtes niet meer
muren voelen kil in verloren stilte
De kat spint nog in genoegen
er hangt hoop achter het gordijn
steen voor steen sloop
ik angstvallig om te breken
mijn muren van verweer
en hoewel ik bang ben
mij te branden
stel ik mij open
voor een nieuwe bron van warmte
en mocht het fout gaan….
ben ik liever vurig verbrand
dan ijskoud bevroren
Bevroren voeten
En toen regende het
hagelstenen dwars door mijn hart
de kamer in en het raam weer uit
de deur ging open en wilde niet meer dicht
voetstappen in de gang
die nooit meer verder kwamen
De kamer bleef leeg
in de stilte van het kabaal
van kletterende ijsballen
bevroren ongerief
voor ontdane voeten
en het huis zweeg
zijn weg naar buiten
Verdeel en heers
Schaap of wolf…
Ach, hij bepaalt
jongleert in dure kleren
ontneemt je graag de wol
voor alle rijke heren
Hij vangt geen wind
dat laat hij doen
Hij betaalt en heerst
slaafs volgen de schapen
het hek iets te hoog
de sloten net niet droog
genoeg om hem te plezieren
het zijn slechts kuddedieren
Het eigen ik
moest meer opzij
zo hoorde ik hem
laatst oreren
U bent er voor de wei
zodat hij beter kan floreren!
Hoeveel hij haar mist…
De vaat loopt de week vooruit
gestapeld in luie kratten
vol lege bierflesjes en
vergeelde gedateerde kranten
De bloemen in de vaas
rouwen halfstok
Geen kip huist hier nog
terwijl er toch genoeg te eten ligt
De kattenbak veegt
kleikorrels naar buiten
De bezem houdt winterslaap
Voeten stommelen kruimels
onder het tapijt
en verdwijnen ontstemd
over zoveel nalatigheid
waarom ging ze toch weg
dat klerewijf!
Het grijpt geen drol
in een pot die leeg is
al verwachten ze hem elke keer te vinden
De hond naast de mand
kom ik stilletjes
vanachter het behang geschoven
Weer niet gevonden
In het duister
kun je geen ogen lezen
zwart verbergt het licht
verzwijgt mij
Een lege koffer
want bagage wil ik niet delen
Te zwaar voor de weegschaal
laat ik mij in het luchtledige
bedekken door de nacht
Weer niet gevonden
Vampier des tijds
Hij liet zijn sporen
gulzig en bloeddorstig
scherpe tanden in ribbelend vlees
zonder aarzeling
nimmer latend
zuigend in verlangens
tot lamgeslagen en losgelaten
vastgebeten in dromen
tot volledig ontnomen
bij immer verliezend verzet
en hij nam de tijd….
vormend en knedend
roerend in de ziel
frustrerend doch sterkend
kwam zijn spiegeling
soms bedrogen uit
zwartgallig elixer voor de ziel
en kennelijk moest het zo zijn
doch zonder duister
zou het licht minder floreren
elk lichtpunt kan het donker keren
Een kwestie van smaak
Het vreet geen zoet
in een zure bek
waar bitter eerder
om de hoek komt kijken
het grijpt geen parels
uit waterdruppels
waar zwijnen enkel
uit hebzucht kwijlen
het siert geen grauw
op een rozenbloesem
die enkel zacht
uit liefde ademt
laat dus het grauw
de parels en de zwijnen
de liefde en het zoet
maar ook de zure bek
zij vinden hun genoegen
altijd op de juiste plek
Pokerface in opspraak
Ik voel de kregel in mijn vingernagels
tot in de wortels van mijn haren
tintelt het in boos venijn
mijn rust zal ik nog steeds bewaren
maar het ploft in wolkjes uit mijn oren
gnuift door elk zuchtje van mijn adem heen
mijn ergernis is zwaar beladen
en waar moet ik er nu mee heen?
mijn lach nog immer om mijn lippen
toont geen stukje razernij
geen pokerface kan aan mij tippen
van binnen dondert het in mij
toch gaat het niet heel lang meer duren
ik zoek dus maar een stille plek
want anders zal het hem bezuren
als ik straks mijn jas uittrek
/f.jwwb.nl%2Fpublic%2Fp%2Fr%2Fl%2Frenatespierdijk%2Ft7ydd8%2Fvlin.jpg)
Als een vlinder
Ik adem licht een sprankje hoop
en zweef mijn droom
op ijle vleugels
zacht zing ik
het lied van mijn hart
en het is goed zo
Leeg en verder niets….
het greep mij in een vreemde leegte
voorbij mijn frustraties
en ik begreep het niet
angst noch blijheid nam deel
en het verwarde mij te veel
als een cocon maar ook juist weer niet
niet groot niet klein
als ademen in een niets
van eeuwig zijn
en ik begreep het niet
het greep mij in een doodse leegte
doch macaber was het niet
geen Hein die er kwam kijken
het was en verder niet
en ik begreep het niet
misschien hoefde dat ook niet…
/f.jwwb.nl%2Fpublic%2Fp%2Fr%2Fl%2Frenatespierdijk%2Fawpt29%2F15094397_10205407062814725_7327439253487450116_n.jpg)
Vooral niet bewegen
Geen druppel echoot op het water
de wind slaapt de bladeren geluidloos
waar stilte onrust bedekt met
rimpelloos en spiegelglad
het oogt sereen
een soort vredig verzaken
van werkelijkheid
en ik drijf in vervoering mee
bang om mij te bewegen
Zijn ware gezicht…
Het liegt geen verlangen
als het hart blijft spreken
doch daden zwijgen
omdat het zinloos is
gevoel breekt niet
als de kater nog
ontnuchteren moet
nadat de ware aard verscheen
maar het slijt wel
in de wetenschap
van een op tijd ontsprongen dans
doch weemoed blijft om een droom
al had hij nooit kunnen zijn
Koestering
Het spotlicht wenkte dichterbij
omarmde in stille luistering
ontroerend als een warme fluistering
en bood zijn ruimte
al koesterend
en ik zong
warme zomertranen
al jubelend
brak mijn hart open
liet mijn liefde stromen
nog voel ik
de streling van het publiek
een liefdevolle omarming
die ik bij mij blijf dragen
als kostbare schat
zo dankbaar!
De roze wolk
het golft emoties waar illusie heerst
zaligmakend is de droom
waar tijd noch rede leeft
en waarheid beeft op luide toon
daar wordt mijn hart gegrepen
in ongekende passie
gedreven tot volslagen gek
in waanzin reeds verloren
zoek ik gillend naar een uitweg
het wordt weer scherven ruimen
als de illusie barst
/f.jwwb.nl%2Fpublic%2Fp%2Fr%2Fl%2Frenatespierdijk%2Fowputg%2F321604_1794729086712_1973497735_n.jpg)
Harmonie
Geruisloos wateren mijn verlangens
naar sereen golven vrij
kalm ademt de eerst zo woelige deining
waar zijn zware tirades afgemat
en koel bezworen
nog slechts op veilige afstand
verlaten sputteren
tot het vrede vindt
vrolijk spetteren zij rond mijn vingers
op armlengte bij mij vandaan
mijn hart luistert ademloos
maar jubelt naar de zon
die in een schittering van kleuren
in mijn druppels verschijnt
in harmonie met wat is en komen mag
stroom ik liefdevol naar open water
Toegedekt
Ik sleep mijn verlangens
naar het wolkendek
leg ze te ruste
waar ik ze liefdevol bedek
slaap zacht in zoete dromen
sluimerend op mij gericht
mocht je werkelijk tot mij komen
dan weet ik dat ik voor je zwicht
Niets klinkt mooier dan vandaag
waar het spoor van een late morgen
druppelend in de zon opgaat
mijn hart in klank en kleur verzorgen
/f.jwwb.nl%2Fpublic%2Fp%2Fr%2Fl%2Frenatespierdijk%2F8rbm4h%2Fkauwniew.jpg)
Goede morgen
Mijn toegevallen dromen
kraken tussen de lakens
voegen zich tussen richels
van mijn matras
om nog niet tot de dag
te komen
de kruimels
van zijn schoonheid
neem ik in de hand
als vader van mijn gedachten
Terwijl de koffie loopt
jubelt reeds de horizon
Spannend, openbarend en vernietigend - de liefde
Haar tengels omklemmen je
in haar warme zindering
omlijsten je met een zwoel verlangen
voeren je mee in verwondering en hoop
glimt er geluk dan overspoelt ze je
in huizenhoge golven tot
opzwepend gillende extases
verzwelgend en zaligmakend
tevreden en verzadigd
kabbelt ze dan weer rustig voort
onrust neemt af
in vertrouwen dat het altijd daar is
doch in zware wateren
is ze alles verterend
beukt genadeloos op de kliffen af
tot het uit elkaar spat en vernietigend zwijgt
Onzeker
In mijn hoofd
duizelen wolken van gevoel
als stoom komen zij uit mijn oren
om zich daarna rond gedacht
en afgemat in een stilzwijgen
te nestelen in mijn buik
het onderbuik gevoel
ik weet het niet en hoe kan ik ook
koffiedik kijken in het hoofd
is een onmogelijke taak
misschien is het zaak
niet te willen weten van te voren
Wat als….
als ik de deur dan sluit
en mijn stappen leeg en doelloos
in onwetendheid zal zetten
slechts een gitaar en wat schamele centen
een pen en wat vergeeld papier
en mij enkel in mezelf opsluit
als ik dan alles in stilte verlaat
mijn mobiel als eeuwige zwijger
de wind mijn verteller
de hemel mijn bed
zou ik dan mijn eigen weg
weer vinden?
ontdaan van alles zouden
hoop en verwachting dan ook
hun biezen pakken?
zou ik de zin van het nu weer zien
en het lot in warme harmonie verbinden?

dan zing ik met je mee...
zing lief, kom
zing je stil verworden tranen
tot ze dansen gaan
grijp uit in volle halen
tot ze uitgesnikt en moe
morgen vergeten op te staan
zing lief, kom
zing je twijfels en je zorgen
woord voor woord
en noot voor noot
tot niet langer meer verborgen
je bevrijdt voelt uit de nood
zing lief, kom
zing je lied maar in mijn armen
als je even niet meer durft
je mag schuilen en je warmen
kom lief, zing
huil of schreeuw
in het duister van je tranen
zing ik zachtjes met je mee...